Insectenjagende planten
Zonnedauw is een typische hoogveenplant. Aan de blaadjes van de plant hangen druppeltjes. Het lijken onschuldige dauwdruppels, maar ze zijn gevuld met een kleverige vloeistof. De insecten blijven erin plakken en worden door de zonnedauw verteerd. Zo krijgt de plant zijn broodnodige stikstof binnen, dat het veen niet levert.

Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) met prooi
Een karig bestaan
Op de relatief droge bulten groeien klein blijvende (heide)struiken die geen hoge eisen stellen aan hun standplaats. Hier hebben ze geen concurrentie van snel groeiende gewassen en grotere planten. Struikheide bloeit van de nazomer tot aan de herfst. Dopheide geeft de voorkeur aan een iets vochtiger standplaats en is te vinden aan de randen van de bulten. De plant bloeit van juni tot augustus.

Struikheide (Calluna vulgaris)
Wollige grassen
Ook het wollegras is een karakteristieke bewoner van het hoogveen. Vooral in het voorjaar is het beeldbepalend. De plant bloeit dan en de witte pluizen wiegen in de wind. Eenarig wollegras geeft de voorkeur aan de bulten en vormt pollen. Eriophorum angustifolium, beter bekend als veenpluis, voelt zich thuis in de nattere delen van het hoogveen, de slenken. Deze plant vormt lange uitlopers en kan zich op hersteld hoogveen razendsnel uitbreiden.

Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum)
Op het droge
Overal waar de natuurlijke waterhuishouding van het veen is aangetast of niet hersteld kan worden, groeit eerst het pijpenstrootje of bentgras. Daarna volgen struiken en bomen, zoals de berk, het sporkehout en de lijsterbes.

Pijpenstrootje (Molinia caerulea)